Startpagina WerkstroomSchermselectie (Aanpassing stroom bij verandering scherm)

Schermselectie (Aanpassing stroom bij verandering scherm)

Deze machine tekent afbeeldingen met de hulp van schermen (halftoonpunten) en daarom kunnen afbeeldingen wijzigen met het schermtype.

Selecteer een scherm dat geschikt is voor de vereiste afbeeldingskwaliteit.

Punt 190 dat als standaard is ingesteld, is aanbevolen als u het scherm niet hoeft te wijzigen.

Positie van de schermselectie in de vooraf uitgevoerde aanpassingsstroom

In de vooraf uitgevoerde aanpassingsstroom bij het wijzigen van het scherm, wordt deze aanpassing geplaatst zoals hieronder weergegeven.

Schermselectie (deze aanpassing)

Het scherm kan worden gewijzigd via het tiptoetsscherm van de machine en het printerstuurprogramma.

STAP 1: Een scherm toewijzen vanaf de machine (aangepast scherm)

STAP 2: Het scherm van het printerstuurprogramma wijzigen

Arrow

Automatische aanpassing gamma

Arrow

Aanpassing densiteitsbalans

Arrow

Controllerkalibratie

Arrow

Geavanceerde controllerkalibratie (Exacte kleur of G7 kalibratie)

Types en karakteristieken van schermen

Deze machine tekent afbeeldingen met de hulp van schermen (halftoonpunten) en daarom kunnen afbeeldingen wijzigen met het schermtype.

Als een afbeelding moeilijk te reproduceren is met het huidige scherm (of de automatische selectie), is het belangrijk het juiste scherm te selecteren. Bij het afdrukken zijn er drie schermtypes waaruit u kunt kiezen:: [Scherm 1]/[Scherm 2]/[Stochastisch]. Het scherm dat aan elk schermtype is toegewezen, kan alleen worden ingesteld door de beheerder via het menu [Beheerdersinstelling].

  • Er zijn drie schermtypes: "lijnscherm," "puntscherm" en "stochastisch scherm" die worden gedefinieerd volgens hun vormen en uitdrukkingen. Er zijn meerdere schermen met een verschillend aantal punten/lijnen beschikbaar voor elk type.

Schermtypen en hun kenmerken:

Schermtype

Kenmerken

Selectie groep

Lijnscherm
(Lijn 200, Lijn 190 enz.)

Gebruikt veel halftoonlijnen, zoals scanlijnen van een televisietoestel en biedt zo fijne kwaliteit bij het reproduceren van de gradatie in afbeeldingen. Tekstoriginelen worden echter mogelijk niet duidelijk gereproduceerd met deze methode omdat ze op dezelfde manier als foto-originelen worden verwerkt.

Scherm 1, Scherm 2

Puntenscherm
(punt 270, punt 190 enz.)

Gebruikt punten om een afbeelding te reproduceren. Vaak gebruikt in offsetprinters.

Stochastisch
(FM1, FM2, FM3)

Reproduceert beelden met fijne niet-periodieke puntschikking met de foutdiffusiemethode. Deze methode is geschikt voor het scherp reproduceren van tekstoriginelen.

Stochastisch

Een scherm toewijzen vanaf de machine (aangepast scherm)

Gebruik het tiptoetsscherm van de hoofdeenheid om schermen toe te wijzen vanaf het menu [Beheerdersinstelling].

  1. Druk op de toets Hulpprogramma op het bedieningspaneel van de machine.

    Het [menu HULPPROGRAMMA] verschijnt.

  2. Druk op [Beheerdersinstelling].

  3. Druk op [Systeeminstelling].

  4. Druk op [Expertaanpassing].

  5. Druk op [Kwaliteitsaanpassing].

  6. Druk op [Aangepast scherm].

  7. Druk op het scherm dat moet worden toegewezen aan elk schermtype: [Scherm 1], [Scherm 2] en [Stochastisch]. Druk na het instellen op [OK].

Het scherm van het printerstuurprogramma wijzigen

De gebruiker kan het scherm wijzigen via het printerstuurprogramma bij het afdrukken.

Bedoelde omgeving

Besturingssysteem

Windows 7

Toepassing

Adobe Acrobat DC

Printerstuurprogramma

PPD-stuurprogramma

* Het voorbeeldscherm kan verschillen van het werkelijke scherm afhankelijk van uw systeemomgeving en de toepassingsversie/-revisie.

  1. Open de originele data in de toepassing en klik op [Afdrukken] in het menu [Bestand].

    Het scherm [Afdrukken] wordt anders weergegeven, afhankelijk van de gebruikte toepassing.

    Als er geen menu [Bestand] is, klikt u op de knop [Bestand afdrukken].

  2. Selecteer de printer die moet worden gebruik voor het afdrukken en klik op [Eigenschappen].

  3. Klik op [Geavanceerd] op het scherm Eigenschappen.

    Het venster met de geavanceerde opties wordt weergegeven.

  4. Selecteer een scherm onder [Screening (afbeelding)] voor [Printerfuncties] in [Documentopties].

    Het volgende toont een voorbeeld van een standaardscherm. De selecteerbare schermtypen kunnen worden gewijzigd door de beheerder vanaf het menu [HULPPROGRAMMA]. Zie voor meer informatie Aangepast scherm: het schermtype selecteren.

    [Scherm 1]: Gebruikt de fijne puntschikking. Geschikt voor het afdrukken van catalogi en brochures.

    [Scherm 2]: Gebruikt fijnere lijnen om de korrelgrootte te verkleinen. Geschikt voor het afdrukken van kleurenfoto's en brochures.

    [Stochastisch]: Gebruikt niet-periodieke puntschikking. Puntgrootte is vast; intensiteit wordt uitgedrukt door het aantal en de positie van de punten te wijzigen. Geschikt voor een scherpe reproductie van kleurenfoto's en tekst. Stel de [Resolutie] in op 600 DPI.

  5. Selecteer een scherm voor [Screening (Tekst/afbeeldingen)] en klik op [OK].

    Om hetzelfde scherm te gebruiken dat wordt gebruikt voor [Screening(Afbeelding)], selecteert u [Hetzelfde als afbeelding].

  6. Klik op [OK] op het scherm Eigenschappen.

  7. Klik in het scherm [Afdrukken] op [Afdrukken].

    Het origineel wordt afgedrukt via het geselecteerde scherm.