De printers die de functie webservice-afdrukken ondersteunen op het netwerk, kunnen gevonden en geïnstalleerd worden.
Om een ander stuurprogramma voor de printer te installeren op een computer waarop al één werd geïnstalleerd, moet u het volledige pakket van het reeds geïnstalleerde stuurprogramma van de printer verwijderen. Zie voor meer informatie Windows.
Om Web Service-printen te gebruiken, moet u de netwerkinstellingen voor de machine op voorhand configureren.
Te configureren elementen | Beschrijving |
---|---|
IP-adres | Geef bij [TCP/IP-instellingen] van deze machine het IP-adres op. |
Web Service instelling | Zet bij [Instelling Web Service] de [Afdrukinstelling] op [Inschakelen]. |
Voor meer informatie over de netwerk-instellingen voor deze machine, zie NIC-instelling: de netwerkinformatie van de machine instellen.
Om het WebService-afdrukken in Windows/Server te gebruiken, moet u het stuurprogramma van de printer installeren alvorens deze via plug and play bekend te maken bij de computer.
Om het stuurprogramma te installeren, moet u de rechten van beheerder hebben.
Installeer het stuurprogramma van de printer voor deze machine.
Het printerstuurprogramma installeren met behulp van de Wizard Printer toevoegen.
Het stuurprogramma van de printer kan op eender welke poort geïnstalleerd worden.
Zie voor meer informatie Voor netwerkverbinding (LPR/Port 9100/SMB).
Schakel de voeding van deze machine in terwijl deze met het netwerk verbonden is.
Daar de printer wordt gezocht, moet u deze machine met het netwerk verbinden.
Controleer om WebService-printen te gebruiken of [Netwerkdetectie] ingeschakeld is in [Netwerkcentrum] - [Geavanceerde instellingen voor delen wijzigen] op de computer.
Open het venster [Netwerk].
Klik op de categorie [Netwerk en Internet] op het [configuratiescherm] en klik ook op [Computers en apparaten in het netwerk ingeven].
De verbonden computers en apparaten worden gedetecteerd.
Klik op de werkbalk op [Netwerk] - [Apparaten en printers toevoegen]. Selecteer in het venster dat wordt weergegeven de systeemnaam van deze machine en klik op [Volgende].
Selecteer om de systeemnaam te controleren [Netwerkinstelling] - [NIC-instelling] - [Web Service-instelling] - [Afdrukinstelling] bij [Beheerdersinstellingen] van deze machine. Bij de standaardinstelling, stemmen de laatste zes tekens van de [printernaam] overeen met de onderste drie bytes van het MAC-adres.
Selecteer om het MAC-adres te controleren [Configuratiepagina]. Zie voor meer informatie over het afdrukken van [Configuratiepagina], Rapporttype: Een rapport uitvoeren.
Het stuurprogramma van de printer voor deze machine wordt gedetecteerd en de machine is klaar om af te drukken.
Na het voltooien van de installatie moet u nagaan of het pictogram voor de geïnstalleerde printer wordt weergegeven in het venster [Apparaten en printers].
Indien het printerstuurprogramma niet juist geïnstalleerd is, moet het stuurprogramma bijgewerkt worden met [Stuurprogramma bijwerken]. Zie voor meer informatie Voor lokale (USB) verbinding.