Dit onderdeel beschrijft de procedure voor het registreren van een papierprofiel vanaf het scherm [Papierinstelling registreren/wissen]. U kunt ook een papierprofiel dat momenteel niet wordt gebruikt, registreren. U kunt ook ontdekken hoe u een profiel moet oproepen en instellen indien dat nodig is.
• Voorbeelden die in deze sectie worden voorgesteld
Als u een vaak gebruikte papierinstelling registreert als een papierprofiel, kunt u deze oproepen wanneer dat nodig is en kunt u gemakkelijk instellingen maken. Er kunnen maximaal 500 papierprofielen worden geregistreerd.
U kunt een papierprofiel registreren, bewerken, verwijderen of oproepen op het scherm [Papierinstelling registreren/wissen].
U kunt [Papiertype]/[Naam papierprofiel]/[Dikte] (of [Gewicht])/[Aanp.synchronisatie] instellen.
Een papierprofiel kan ook kan ook worden geregistreerd in het scherm [Wijzig individ.set]. (Raadpleeg Papierprofiel: Het papier instellen en registreren in het scherm Wijzig individ.set.)
U kunt de instelling bewerken door het geregistreerde papierprofiel te selecteren en op [Toevoegen/Bewerken] te drukken. Om het papierprofiel te verwijderen, drukt u op [Verwijderen].
* Het voorbeeldscherm kan verschillen van het werkelijke scherm afhankelijk van uw systeemomgeving en de toepassingsversie/-revisie.
•Werkstroom
• Verwante sectie
Druk op het tiptoetsscherm van de hoofdeenheid op [] in de rechterbenedenhoek van het scherm [MACHINE].
Druk op [P.inst.reg.wis.].
Het scherm [Papierinstelling registreren/wissen] wordt weergegeven.
Druk op Nr. om het papierprofiel te registreren en druk op [Toevoegen/Bewerken].
Om een nieuw profiel toe te voegen, drukt u op een nummer waar geen papierprofiel is geregistreerd.
Het scherm [Papierinstelling registreren/wissen] wordt weergegeven.
Papierprofielen die zijn geregistreerd in het scherm [Wijzig individ.set], worden ook weergegeven op het scherm [In.rg/wis.]. (Raadpleeg Papierprofiel: Het papier instellen en registreren in het scherm Wijzig individ.set.)
U kunt de instelling bewerken door het geregistreerde papierprofiel te selecteren en op [Toevoegen/Bewerken] te drukken. Om een geregistreerd papierprofiel te verwijderen, drukt u op [Verwijderen].
Druk op [OK] nadat u de items hebt ingesteld.
U kunt [Papiertype]/[Naam papierprofiel]/[Dikte] (of [Gewicht])/[Aanp.synchronisatie] instellen.
Voer de naam van het papierprofiel in en druk op [OK].
Druk op [OK].
Controleer of het papierprofiel is geregistreerd en druk op [Sluiten].
U kunt de lay-out van de functietoetsen, zoals [P.inst.reg.wis.], wijzigen.
Zie voor meer informatie Instelling functietoets: De locaties van de functietoetsen op het scherm MACHINE wijzigen.
Roep een in te stellen papierprofiel op.
Druk op het tiptoetsscherm van de hoofdeenheid op [Papierinstelling] op het scherm [MACHINE].
Druk op [Oproepen].
Het scherm [Oproepen] wordt weergegeven.
Druk op het op te roepen papierprofiel en druk op [OK].
U kunt alleen een papierprofiel selecteren waarvan de instelling overeenkomt met de voorwaarden. Als de geregistreerde papierinstelling niet overeenkomt met de specificatie, verschijnt de papierinstelling gedimd en kan deze niet worden geselecteerd. Wijzig de voorwaarden voor het papier.
Controleer de instellingen en druk op [Sluiten].
Het papierprofiel wordt opgeroepen en ingesteld.