Wijzig de papierinstelling van de lade op het tiptoetsscherm van de hoofdeenheid. In dit voorbeeld is ''[Tack PP (synthetisch papier)]: [(4) 136-176 g/m2 / 37-47 lb Bond]'' ingesteld.
U vindt hier ook uitleg over de procedure voor het registreren van de huidige papierinstelling als een papierprofiel en deze oproepen wanneer dat nodig is.
• Voorbeelden die in deze sectie worden voorgesteld
U kunt dagelijks een papierinstelling wijzigen in het scherm [Wijzig individ.set].
Op het scherm [Wijzig individ.set] kunt u [Papiertype], [Dikte] (of [Gewicht]) en [Aanp.synchronisatie] opgeven.
Als u een vaak gebruikte papierinstelling registreert als een papierprofiel, kunt u deze oproepen wanneer dat nodig is en kunt u gemakkelijk instellingen maken.
Er kunnen maximaal 500 papierprofielen worden geregistreerd.
* Het voorbeeldscherm kan verschillen van het werkelijke scherm afhankelijk van uw systeemomgeving en de toepassingsversie/-revisie.
•Werkstroom
• Verwante sectie
• Veiligheidsvoorschriften
Om de papierinstelling direct op te geven, gebruikt u het scherm [In.rg/wis.] (Raadpleeg Papierprofiel: Het papier instellen en registreren in het scherm Papierinstelling registreren/wissen).
Druk op het tiptoetsscherm van de hoofdeenheid op [Papierinstelling] op het scherm [MACHINE].
Druk op [Wijzig instelling].
Het scherm [Wijzig individ.set] wordt weergegeven.
Om de huidige instelling te registreren als een papierprofiel, drukt u op OK en dan op [Registreren] (Zie stap 5).
Druk in het scherm [Wijzig individ.set] op [Papiertype] in [Inst.wijzigen] in het rechterpaneel. Druk op de gewenste [Papiertype] in het rechterpaneel.
De beschikbare instellingen voor [Dikte] (of [Gewicht]) variëren afhankelijk van het [Papiertype].
Voorbeeld: [Tack PP (synthetisch papier)] wordt ingedrukt.
Druk op [Dikte] (of [Gewicht]) onder [Inst.wijzigen] in het linkerpaneel en selecteer [Dikte inst.] (of [Gewichtinst.]) in het rechterpaneel. Nadat de aanpassing is voltooid, drukt u op [OK].
Voorbeeld: [(4) 120-160 μm] ([136-176g/m2]) wordt ingedrukt.
Op het scherm [Wijzig individ.set] kunt u [Papiertype]/ [Dikte] (of [Gewicht]) en [Registratie aanp.] opgeven. Meer informatie over [Aanp.synch.] vindt u opVooraf uitgevoerde Aanpassing afbeeldingspositie.
Controleer de instellingen en druk op [Register].
Als u geen papierprofiel registreert, drukt u op [Sluiten].
De wijziging wordt opgeslagen.
Druk op Nr. om het papierprofiel te registreren.
Voer de naam van het papierprofiel in en druk op [OK].
Controleer of het papierprofiel is geregistreerd en druk op [Sluiten].
Het scherm [Papierinstelling] verschijnt.
Druk op [Sluiten].
Het scherm met de instellingsinformatie voor de geleidingssectie wordt weergegeven.
Plaats vinkjes in de selectievakjes volgens de voorwaarden van de rollen van de voorste sectie of als u de ionisator wilt gebruiken en druk daarna op [Sluiten].
Het scherm met de instellingsgegevens wordt gebruikt als notitie die u informeert hoe u de rollen van de geleidingssectie moet instellen en of de ionisator moet worden gebruikt. Dit geeft de machinestatus niet aan.
Het geregistreerde papierprofiel kan worden bewerkt of verwijderd in het scherm [Papierinstelling registreren/wissen] (Zie Papierprofiel: Het papier instellen en registreren in het scherm Papierinstelling registreren/wissen).
Druk op het tiptoetsscherm van de hoofdeenheid op [Papierinstelling] op het scherm [MACHINE].
Druk op [Oproepen].
Het scherm [Oproepen] wordt weergegeven.
Druk op het op te roepen papierprofiel en druk op [OK].
U kunt alleen een papierprofiel selecteren waarvan de instelling overeenkomt met de voorwaarden. Als de geregistreerde papierinstelling niet overeenkomt met de specificaties, verschijnt de papierinstelling gedimd en kan deze niet worden geselecteerd. Wijzig de voorwaarden voor het papier.
Controleer de instellingen en druk op [Sluiten].
Het papierprofiel wordt opgeroepen en ingesteld.