De vergroot- en afdrukpositie in opwaartse en neerwaartse richting kunnen fijn aangepast worden. De aanpassingsgegevens kunnen rechtstreeks ingevoerd worden in termen van percentage of numeriek.
Druk op [Aanp.synch.] op het scherm [MACHINE].
Gebruik de cijfertoetsen van het tiptoetsscherm, [], [] of de cijfertoetsen op het bedieningspaneel om [Zoom] in te voeren.
Voor het aanpassen van [Zoom], controleer in het midden van de pagina.
Druk op [Verticaal] of [Horizontaal] onder [Zoom] en voer dan een waarde in. [Verticaal] past de vergroting in kruislingse richting aan. [Horizontaal] past de vergroting in papierinvoerrichting aan.
Om de afdrukkant te vergroten, moet u een positieve waarde invoeren en om deze te verkleinen, moet u een negatieve waarde invoeren.
Aanpassingsbereik: Voor zowel [Verticaal] als [Horizontaal], -1,00 tot +1,00 (1 stap = 0,01%)
Gebruik [+/-] om op te geven of de waarde positief of negatief moet zijn.
Druk op [Wiss.] om de waarde te resetten.
Aanpassingsvoorbeeld van [Zoom]: Wanneer het afgedrukte beeld verticaal vergroot wordt naar 10,1 mm tegenover de originele afbeelding van 10 mm, druk op [Verticaal] en druk daarna achtereenvolgens op [1][0][0][+/-] om -1,00 op te geven. De afbeelding wordt 1% verkleind.
Gebruik de cijfertoetsen van het tiptoetsscherm, [], [] of de cijfertoetsen op het bedieningspaneel om de waarde van [Beeldverschuiving] in te voeren.
Voor het aanpassen van [Beeldverschuiving], controleer in het midden van de pagina.
Druk op [Omhoog/Omlaag] onder [Beeldverschuiving], en voer een waarde in.
Om de afdrukkant naar boven te bewegen, voer een positieve waarde en in om naar beneden te bewegen, voert u een negatieve waarde in.
Aanpassingsbereik: Voor [omhoog/omlaag], -10,0 tot +10,0 (1 stap = 0,1 mm)
Gebruik [+/-] om op te geven of de waarde positief of negatief moet zijn.
Druk op [Wiss.] om de waarde te resetten.
Aanpassingsvoorbeeld van Beeldverschuiving: Wanneer het afgedrukte beeld 0,5 mm te ver naar beneden ligt, druk op [Omhoog/Omlaag] en druk op [5] om +0,5 mm aan te geven. De afbeelding verschuift 0,5 mm naar boven.
Druk op [Sluiten].
De aanpassing van [Zoom]/[Beeldverschuiving] is nu voltooid.
Indien na verschillende keren [Aanp.synch.] de afdrukpositie nog steeds offset is, moet u de referentiepositie van de afdrukkant opnieuw aanpassen. Voor meer informatie over het aanpassen van de registratie, zie Machine aanpassen.
U kunt de aangepaste waarde van [Aanp.synch.] registreren in [Papierprofiel] waar de papiereigenschappen worden ingesteld. Wanneer de papierinstelling geregistreerd is, kunt u afbeeldingen in dezelfde omstandigheden als tevoren afdrukken, ook na het veranderen van de in te stellen media. Voor details over het bewerken of registreren van [Papierprofiel], zie Papierprofiel: Het papier instellen en registreren in het scherm Papierinstelling registreren/wissen.