Startpagina Instellingen en aanpassingenVoor lokale (USB) verbinding

Voor lokale (USB) verbinding

Het stuurprogramma van de geïnstalleerde printer bekend maken bij de computer

Om deze machine te verbinden met de USB-poort in Windows Vista/Server 2008/7/Server 2008 R2, installeer het stuurprogramma van de printer alvorens deze via plug en play bij de computer bekend te maken.

  1. Installeer het stuurprogramma van de printer voor deze machine.

    • Het printerstuurprogramma installeren met behulp van de Wizard Printer toevoegen.
      Om de Wizard Printer toevoegen te gebruiken, selecteert u de USB-poort om te verbinden op de pagina [Selecteer een printerpoort].
      Zie voor meer informatie Voor netwerkverbinding (LPR/Port 9100/SMB).

  2. Verbind deze machine met de computer met behulp van een USB-kabel.

  3. Schakel deze machine in.

    Het stuurprogramma van de printer voor deze machine wordt gedetecteerd en de machine is klaar om af te drukken.

    • Indien er geen stuurprogramma voor de printer gedetecteerd wordt, schakel deze machine dan uit en opnieuw in. Schakel in dat geval deze machine uit en wacht ongeveer 10 seconden alvorens deze opnieuw in te schakelen. Indien u deze machine onmiddellijk na het uitschakelen opnieuw inschakelt, kan deze niet correct functioneren.

  4. Na het voltooien van de installatie moet u nagaan of het pictogram voor de geïnstalleerde printer wordt weergegeven in het venster [Apparaten en printers] of [Printers].

  • Indien het printerstuurprogramma niet juist geïnstalleerd is, moet het stuurprogramma bijgewerkt worden met [Stuurprogramma bijwerken]. Zie voor meer informatie "Het stuurprogramma bijwerken na het verbinden met deze machine"

Het stuurprogramma van de printer installeren bij het verbinden van de machine

In Windows Vista/Server 2008 kan het stuurprogramma van de printer geïnstalleerd worden nadat u deze machine verbindt.

  • In Windows 7 verschijnt er geen venster voor het opgeven van een installatieschijf nadat de machine met de computer werd verbonden. Installeer het stuurprogramma van de printer op voorhand en verbind het stuurprogramma zoals beschreven in "Het geïnstalleerde stuurprogramma bekend maken bij de computer."

  1. Verbind deze machine met de computer met behulp van een USB-kabel en start daarna de computer.

    • Tijdens het opstarten van de computer mag u de kabel niet insteken of uithalen.

  2. Schakel deze machine in.

    Het dialoogvenster [Nieuwe hardware gevonden] verschijnt.

    • Indien het dialoogvenster [Nieuwe hardware gevonden] niet verschijnt, schakel dan deze machine uit en opnieuw in. Schakel in dat geval deze machine uit en wacht ongeveer 10 seconden alvorens deze opnieuw in te schakelen. Indien u deze machine onmiddellijk na het uitschakelen opnieuw inschakelt, kan deze niet correct functioneren.

  3. Klik op [Stuurprogramma zoeken en installeren (aanbevolen)].

    Het dialoogvenster waarin gevraagd wordt naar de schijf verschijnt.

  4. Klik op [Ik heb de schijf niet, toon mij andere opties].

  5. Selecteer [Mijn computer doorzoeken naar stuurprogramma (geavanceerd)] en geef daarna de map op met het stuurprogramma voor de printer.

  6. Volg de instructies op de vensters die volgen.

    • Indien het venster [Controle gebruikersaccount] verschijnt, klik dan op [Doorgaan].

  7. Wanneer de installatie voltooid is, klik op [Sluiten].

  8. Na het voltooien van de installatie moet u nagaan of het pictogram voor de geïnstalleerde printer wordt weergegeven in het venster [Printers] .

    • Indien het venster van [Windows-beveiliging] verschijnt voor het controleren van de uitgever, klik dan op [Installeren].

    Dat voltooit de installatie van het stuurprogramma van de printer.

Het stuurprogramma bijwerken na het verbinden met deze machine

Indien deze machine verbonden is zonder eerst het stuurprogramma van de printer te installeren, zal het stuurprogramma van de printer niet correct geïdentificeerd worden. In dat geval moet het stuurprogramma bijgewerkt worden met [Stuurprogramma bijwerken].

  1. Klik op [Starten] en daarna op [Apparaten en printers].

  2. Klik met de rechter muisknop op de systeemnaam van de machine onder [Niet opgegeven] en klik op [Eigenschappen].

    • Indien [Onbekend apparaat] verschijnt in de plaats van de systeemnaam van deze machine, klik met de rechter muisknop om het toestel te verwijderen en installeer het stuurprogramma van de printer. Om deze machine aan te sluiten zoals beschreven in "Het stuurprogramma van de printer bekend maken aan de computer". Zie voor meer informatie Voor netwerkverbinding (Web Service-afdrukken) of "Het stuurprogramma van de printer bekend maken aan de computer".

  3. Klik op het tabblad [Hardware] op [Eigenschappen].

  4. Klik op het tabblad [Algemeen] op [Instellingen wijzigen].

  5. Klik in het tabblad [Stuurprogramma] op [Stuurprogramma bijwerken].

  6. Op de pagina waar u moet selecteren hoe u de software van het stuurprogramma wil zoeken, klik op [Op mijn computer naar stuurprogramma's zoeken].

  7. Klik op [Bladeren ...].

  8. Selecteer de map met het stuurprogramma van de printer en klik op [OK].

  9. Klik op [Volgende].

  10. Volg de instructies op de vensters die volgen.

    • Indien het venster van [Windows-beveiliging] verschijnt voor het controleren van de uitgever, klik dan op [Installeren].

  11. Klik op [Sluiten]

  12. Na het voltooien van de installatie moet u nagaan of het pictogram voor de geïnstalleerde printer wordt weergegeven in het venster [Apparaten en printers].

    Dit voltooit het bijwerken van het stuurprogramma van de printer.

  • In Windows Vista/Server 2008 is [Stuurprogramma bijwerken] ook beschikbaar. In Windows Vista/Server 2008 kunt u [Stuurprogramma bijwerken] opgeven door [Eigenschappen] te openen voor deze machine bij [Andere apparaten] onder [Apparaatbeheer].
    Om [Apparaatbeheer] te openen, klik met de rechter muisknop op [Computer] en klik daarna op [Eigenschappen]. Selecteer dit in het paneel [Taken] dat verschijnt.