Dit onderdeel beschrijft een overzicht van de bewerking van het scherm [Afb.pag.bewerken]. Een opdracht bewerken door te bedienen in combinatie met het scherm [Opdr.ticket bew.].
Voor details over de compressie-instelling van de controller voor afbeeldingen, zie Controller afb.comp. Inst.: De gekartelde omtreklijnen van tekst of lijnafbeeldingen aanpassen.
Voor meer details over het scherm [Opdr.ticket bew.], zie Het scherm Opdrachtticket bewerken.
Nr. | Naam | Beschrijving |
---|---|---|
1 | Invoegpunt | Geeft het punt aan voor het invoegen van vellen of afbeeldingen. Wanneer deze optie is geselecteerd, wordt de driehoek wit op de lichtere achtergrond. |
2 | Aantal afbeeldingen | Geeft het aantal afbeeldingen van het bestand aan. |
3 | Weergave voorbeeldafbeelding | Toont het voorbeeld van het bestand dat geselecteerd werd op het scherm [Opdr. vasth.]. Er kunnen maximaal 30 vellen worden weergegeven. De achtergrond wordt helderder wanneer deze is geselecteerd. |
4 | Weergave bestandsnaam | Toont de naam van het bestand dat geselecteerd werd op het scherm [Opdr. vasth.]. |
5 | Tabblad [Opdr.ticket bew.] | Druk om het scherm [Opdr.ticket bew.] weer te geven. |
6 | Tabblad [Afb.pag.bewerken] | Druk om het scherm [Afb.pag.bewerken] weer te geven. |
7 | Sectie gebruik Afb.pag.bewerken | Wordt gebruikt voor het uitvoeren van Afb.pag.bewerken. |
8 | [][][][] | Toont de vorige 30 vellen van het onderdeel Afbeeldingspagina bewerken met [] ingedrukt of de volgende 30 vellen met [] ingedrukt, wanneer meerdere pagina's aanwezig zijn. Druk op [] om de eerste 30 vellen weer te geven of druk op [] om de laatste 30 vellen weer te geven van het onderdeel Afbeeldingspagina bewerken. |
9 | [Wissen] | Verwijdert de afbeelding die is geselecteerd in de gebruikssectie van Afb.pag.bewerken. U kunt meerdere afbeeldingen tegelijk verwijderen. |
10 | [Draaien] | Draait het beeld dat is geselecteerd in de gebruikssectie van Afb.pag.bewerken. U kunt meerdere afbeeldingen tegelijk draaien. |
11 | [Inv/Verpl.] | Hiermee kunt u de afbeelding die is geselecteerd in de gebruikssectie Afb.pag.bewerken, invoegen/verplaatsen naar de locatie die is opgegeven met het invoegpunt. U kunt meerdere afbeeldingen tegelijk invoegen/verplaatsen. |
12 | [Blanco schutbl.] | Voegt een blanco afbeelding in op de locatie die is opgegeven met het invoegpunt. |
13 | [Overschrijven] | Overschrijft om de informatie van Afb.pag.bewerken samen met de afbeeldingsgegevens op te slaan. |
14 | [Doorlopend] | Wordt ingedrukt om meerdere voorbeeldafbeeldingen te selecteren in de gebruikssectie Afb.pag.bewerken. |
15 | [Alles selecteren] | Wordt ingedrukt om alle voorbeeldafbeeldingen te selecteren in de gebruikssectie Afb.pag.bewerken. |
16 | [Nieuw opslaan] | Slaat de informatie van Afb.pag.bewerken opnieuw op, samen met de afbeeldingsgegevens. |
17 | [Kopie] | Kopieert de afbeelding die is geselecteerd in de gebruikssectie Afb.pag.bewerken, naar de locatie die is opgegeven met het invoegpunt. U kunt meerdere afbeeldingen tegelijk kopiëren. |
18 | [Annuleren] | Druk om de informatie voor Afbeeldingspagina bewerken niet op te slaan. |
19 | [Invoegopdr. opr.] | Wordt ingedrukt om de in te voegen afbeeldingsgegevens te selecteren in het afbeeldingsbestand van de vastgehouden opdracht. |
20 | Weergave bestandsnaam | Toont de naam van het afbeeldingsbestand van de vastgehouden opdracht die is geselecteerd voor het invoegen. |