Dit onderdeel beschrijft de basisbediening van het scherm [Aanpassing gradatiecurve]. De kleurschakering die wordt weergegeven op het scherm kan afwijken van de kleurschakering in de eigenlijke uitvoer.
Selecteer de voorbeeldafbeelding om de voorwaarden te bevestigen waarin de gradatiecurve wordt gebruikt.
Zie voor meer informatie Voorbeeldafbeelding kiezen.
Bevestig de voorbeeldafbeelding weergegeven bij [Voor anpassing] en [An anpassing].
Zie voor meer informatie Bevestiging van de afbeelding.
Laad de gradatiecurve om de aanpassing uit te voeren. Of maak een nieuwe gradatiecurve.
Voor meer details over het laden van de gradatiecurve, zie Laden van gradatiecurves.
Voor meer details over het maken van de gradatiecurve, zie Gradatiecurves maken.
Pas zo nodig de helderheid en het contrast aan of stel elke kleuraanpassing in. Of klik op de curve om het punt toe te voegen en versleep het toegevoegde punt om de curve aan te passen.
Voor meer details over het aanpassen van helderheid en contrast, zie Tabblad Helderheid/Contrast.
Voor meer details over het instellen van elke kleuraanpassing, zie Aanpassing van de gradatiecurves (elke kleur).
Voor meer details over het bedienen van het punt, zie Aanpassing van elke kleur.
De aangepaste gradatiecurve bewaren.
Zie voor meer informatie De gradatiecurves opslaan.
Voer zo nodig een aantal handelingen uit voor de gradatiecurve.
Zie voor meer informatie Beheer van gradatiecurves.
Reset zo nodig de gradatiecurve.
Zie voor meer informatie Gradatiecurves resetten.