Geef de papierinstellingen in met [Wijzig instelling].
Druk op [Papierinstelling] op het scherm [MACHINE].
Het scherm [Papierinstelling] verschijnt.
Druk op [Wijzig instelling].
Het scherm [Wijzig individ.set] wordt weergegeven.
Selecteer [Papiertype] bij [Wijzig instelling] links op het scherm en selecteer een toets uit [Papiertype] rechts van het scherm.
De afbeelding toont een voorbeeld waar [Tack PET-film] geselecteerd is.
De beschikbare instellingen voor [Dikte] of [Gewicht] variëren afhankelijk van het [Papiertype].
Druk op [Dikte] of [Gewicht].
Het scherm [Dikte] of [Gewicht] wordt rechts weergegeven. Selecteer een gewenste knop onder [Dikte Inst.] Of [Gewichtsinstelling].
De beschikbare instellingen variëren afhankelijk van het [Papiertype].
Als [Gewicht] is ingesteld in [Instelling Gewicht Dikte schakelen], selecteert een gewichtseenheid onder [Eenh.wijz.]. Het scherm toont het gewicht van het papier in de geselecteerde eenheid.
De processnelheid kan geselecteerd worden met de toetsen onder [Snelheidsinstelling]. Bepaalde snelheidsinstellingen kunnen niet geselecteerd worden afhankelijk van het papiergewicht. Selecteer de gewenste knop.
Indien [Aanp.synch.] gewenst is, druk dan op [Aanp.synch.].
Voor meer informatie over het aanpassen van de registratie, zie Registratie aanp..
Druk op [OK].
Het scherm keert terug naar het scherm [Papierinstelling].
Het scherm toont alle nieuw opgegeven papiervoorwaarden.
Wanneer u de papierinstelling hebt voltooid, drukt u op [Sluiten]. Het scherm keert terug naar het scherm [MACHINE]. De opgegeven papierinstelling wordt weergegeven bij [Papierinstelling] op de [MACHINE].
Om de papiereigenschappen te registreren, ga naar de volgende stap.
Druk op [Registreren].
Het scherm [Register] wordt weergegeven.
Om de gewenste gegevens te selecteren uit de lijst [Papierprofiel], druk op [] of [].
Het scherm [Inst. papierprofielnaam] wordt weergegeven.
Indien een element met een weergegeven [Papierprofiel] geselecteerd wordt, worden de geregistreerde papiereigenschappen overschreven met nieuwe instellingen.
Voer de naam van het papierprofiel in en druk op [OK].
Tot 25 tekens van twee bytes of 50 tekens van één byte kunnen ingevoerd worden voor de naam van het papierprofiel.
Het scherm keert terug naar het scherm [Registreren].
Controleer of het papierprofiel geregistreerd werd bij [Papierprofiel] en druk op [Sluiten].
Het scherm keert terug naar het scherm [Papierinstelling].
Druk op [Sluiten].
Het scherm met de instellingsinformatie voor de geleidingssectie wordt weergegeven.
Plaats vinkjes in de selectievakjes volgens de voorwaarden van de rollen van de voorste sectie of als u de ionisator wilt gebruiken en druk daarna op [Sluiten].
Het scherm met de instellingsgegevens wordt gebruikt als notitie die u informeert hoe u de rollen van de geleidingssectie moet instellen en of de ionisator moet worden gebruikt. Dit geeft de machinestatus niet aan.
Het scherm keert terug naar het scherm [MACHINE].
De geregistreerde papierinstelling wordt weergegeven op het scherm [MACHINE].
Als de geregistreerde profiel wordt opgeroepen, verschijnt op het scherm [MACHINE]. Druk op om het scherm met de instellingsinformatie weer te geven voor de geleidingssectie.