Dit onderdeel beschrijft hoe u de colorimetrische gegevens kunt aanmaken met de spectrofotometer.
Bereid spectrofotometer i1-iSisXL, FD-9, i1-Pro/i1-Pro2 of FD-5 BT voor met de computer verbonden met de spectrofotometer en het USB-flashstation. USB-flashstation geformatteerd in FAT of FAT 32 bestandssysteem kan gedetecteerd worden op de machine. Een USB-flashstation met U3-platform of veiligheidsfunctie kan niet gebruikt worden.
Bij het registreren via het web, moet u een computer voorbereiden die met deze machine verbonden is via een netwerk in de plaats van een USB-flashstation.
Gebruik de Meettool van ProfileMaker wanneer spectrofotometer i1-iSisXL of i1-Pro/i1-Pro2 wordt gebruikt. Gebruik de meetwijze van Color Care of FD-S2w wanneer spectrofotometer FD-5 BT wordt gebruikt. Gebruik FD-S2w wanneer spectrofotometer FD-9 wordt gebruikt.
Wanneer de meettool van ProfileMaker wordt gebruikt, wordt het bericht [Deze toepassing wordt gestart in een beperkte demonstratiemodus. Een hardwaredongle is vereist om alle functies te activeren] weergegeven. De tool kan echter gebruikt worden zonder de dongle.
Bij het gebruiken van de meettool van ProfileMaker op een computer, klik op [Openen] om een scriptbestand te selecteren dat overeenstemt met de grootte van de grafiek. Voor meer informatie over het scriptbestand, contacteer uw vertegenwoordiger.
U hebt een licentiesleutel nodig om de meetwijze volgens Color Care te gebruiken. Zie voor meer details de handleiding die bij de Color Care wordt geleverd.
Het volgende beschrijft hoe u de colorimetrische gegevens van de spectrofotometer kunt opslaan.
Snij bij het meten de grafiek op voorhand uit de media.
Indien de bekleding van de media gekleurd is of er een teken of watermerk op staat afgedrukt, meet na het vervangen door een blanco vel.
De grafiek voor densiteitsbalans voor i1-Pro/i1-Pro2 is beschikbaar in twee types (Type 1 en Type 2). Alvorens elke grafiek te meten, gebruik een computer om het aantal rijen en kolommen in te voeren van de kleurstukjes die op de grafiek worden afgedrukt.*
Selecteer op het meetscherm van Color Care een grafiek gebaseerd op het aantal kleurstukjes. Selecteer een grafiek die overeenstemt met het aantal rijen en kolommen kleurstukjes afgedrukt op de grafiek.
Om de kleur van een puntmeetgrafiek (type 1/2) te meten, selecteer een stukje om eerst te meten bovenaan rechts en start de meeting.
Bij het meten van een stripmeetgrafiek (type 3) kunt u een kleurmeting starten zonder de bovenstaande bewerking uit te voeren.
Wanneer de meting met de meettool van ProfileMaker beëindigd is, klik dan op [Sluiten] op het computerscherm om een ander venster weer te geven. Klik op het scherm altijd op [Bestand] uit de werkbalk en bewaar als een nieuw bestand. U kunt hetzelfde doen door de sneltoets in te drukken, [Ctrl]+[S]. De data die wordt opgeslagen door te klikken op [Export lab ...] kan niet herkend worden op de machine.
Geef de bestandsnaam van de colorimetrische gegevens met behulp van de volgende teksten tot 40 tekens van één byte.
[(Tot 14 tekens van identificatiegegevens gedrukt op de tabel)_(tot 22 tekens aan de gebruiker aangepaste informatie).txt]
Wanneer de colorimetrische gegevens geregistreerd is worden (tot 22 tekens door de gebruiker aangepaste informatie) weergegeven als Profielnaam aanp. geg.
Om de colorimetrische Data op een USB-flashstation op te slaan, stel het pad [/C71CF/ADJUST_DATA] in voor de drive en bewaar de data in de laagste map, de map ADJUST_DATA.
Indien [Type 2] geselecteerd is om colorimetrische gegevens te meten met de spectrofotometer i1-iSisXL of FD-9 wordt de grafiek met twee schermen uitgevoerd. Nadat de eerste schermgrafiek werd gemeten, sla de colorimetrische gegevens op en meet de tweede schermgrafiek om de colorimetrische gegevens te bewaren. Gebruik dezelfde aan de gebruiker aangepaste informatie voor de eerste en tweede tabel om de bestandsnaam in te voeren.
Er is een wachtwoord vereist indien u de colorimetrische gegevens registreert via Web met de meeting Color Care. Voer het beheerderswachtwoord in dat eerder op de machine werd ingesteld.
U moet ook de identificatiegegevens (tot 14 tekens) invoeren die afgedrukt staan op de grafiek evenals het IP-adres voor deze machine.
* Het volgende toont de densiteitsbalansgrafiek en de meetlocaties voor elk type.
Type | Gedrukt kleurstukje | Meetlocaties |
---|---|---|
Type 1 | 5 rijen en 7 kolommen, 35 kleurstukjes in het totaal | Alle kleurstukjes in vakjes (gedrukt) moeten gemeten worden. |
Type 2 | 13 rijen en 7 kolommen, 91 kleurstukjes in het totaal |
Zie de handleiding van de spectrofotometer voor het gebruik ervan.