Alvorens u deze machine via de netwerkomgeving kan gebruiken, moet u de netwerkinstellingen voor deze machine configureren.
U kunt de netwerkinstellingen voor deze machine instellen op het scherm dat wordt weergegeven wanneer u [Toepassing/Toepassing] - [Instelling beheerder] - [Netwerkinstelling] - [NIC-instelling] selecteert.
Zie voor meer informatie NIC-instelling: de netwerkinformatie van de machine instellen.
Geef bij [TCP/IP-instellingen] van deze machine het IP-adres op.
Wanneer deze machine via het netwerk verbonden is, moet u eerst het IP-adres instellen op deze machine zodat het automatisch gedetecteerd kan worden. Zie voor meer informatie NIC-instelling: de netwerkinformatie van de machine instellen.
Verander de netwerkinstellingen voor deze machine volgens de verbindingsmethode of het protocol.
Poort 9100: Schakel in [TCP/IP-instelling] het RAW-poortnummer in (standaardinstelling: [9100]).
IPP/IPPS: Schakel bij [Instelling HTTP-server] IPP-afdrukken in.
Voor meer informatie over de TCP/IP- en IPP-instellingen voor deze machine, zie NIC-instelling: de netwerkinformatie van de machine instellen.
Vooraleer u IPPS-afdrukken kan gebruiken, moet u een certificaat registreren op deze machine. U kunt het zelf ondertekend certificaat gebruiken dat vooraf geïnstalleerd is op deze machine.