Dit onderdeel beschrijft het overzicht en de verbindingsomgeving van de image controller die de printerfunctie voorziet.
Hieronder volgt een overzicht van de stroom van bewerkingen om deze machine als een printer te gebruiken.
De afdrukdata die door een toepassing wordt verzonden, wordt ontvangen door het printerstuurprogramma.
De data wordt verzonden naar de image controller via de USB-interface voor USB-verbinding of via Ethernet (TCP/IP, enz.) voor netwerkverbinding. Daarna wordt de data van de image controller naar deze machine overgebracht.
De image controller rastert afbeeldingen (expandeert het beoogde aantal tekens in de uitvoer en afbeeldingen naar bitmapdata).
Deze data wordt via deze machine afgedrukt.
Deze machine met ingebouwde image controller levert het afdruksysteem. Afdrukken is beschikbaar vanuit de toepassing op de computer die verbonden is met dit afdruksysteem.
De image controller voorziet de volgende functies.
De afdrukdata verzonden van een printerstuurprogramma op een computer
Ondersteuning van netwerkprotocollen met inbegrip van TCP/IP (IPv4/IPv6) IPX/SPX en Bonjour
Afdrukken via een netwerk met Web service, SMB (Windows), LPR of IPP-afdrukken
Configureren van de instellingen voor de machine en de image controller vanop een client-computer via het netwerk (met een webbrowser)
Controleren van het aantal af te drukken pagina's (de functies gebruikersverificatie en plaats account)