Klik op [NetWare Setting] - [NetWare Setting] in het tabblad [Network] om dit scherm weer te geven.
Configureer de netwerkinstellingen om dit apparaat te gebruiken door verbinding te maken met de NetWare-omgeving.
Selecteer om IPX te gebruiken [Enable] uit de vervolgkeuzelijst [IPX Setting].
Specificeer [Ethernet Frame Type] volgens uw omgeving.
Om via NetWare data af te drukken, selecteer een modus van de afdrukserver uit de vervolgkeuzelijst [NetWare afdrukmodus].
Als u [Pserver] selecteerde voor [NetWare Print Mode], geef dan de volgende elementen.
[Print Server Name]: Voer een servernaam printer in.
[Print Server Password]: Voer een wachtwoord in voor de printerserver indien nodig.
[Polling Interval]: Geef een interval op tussen query's voor opdrachten. De standaardwaarde is [1] seconde.
[Bindery/NDS Setting]: Selecteer [NDS] of [NDS/Bindery]. De standaardwaarde is [NDS].
[File Server Name]: Voer een naam bestandsserver in Bindery-modus in (tot 47 tekens van één byte).
[NDS Context Name]: Voer een naam NDS-context in verbonden via de printerserver (tot 191 tekens van één byte).
[NDS Tree Name]: Voer een NDS-treenaam in verbonden via de printerserver (tot 63 tekens van één byte).
Als u [Nprinter/Rprinter] selecteerde voor [NetWare Print Mode], geef dan de volgende elementen op.
[Print Server Name]: Voer een servernaam printer in (tot 63 tekens van één byte).
[Printer Number]: Voer een printernummer in.
Klik op [OK]. Als u op [Cancel] klikt, wordt de instelling geannuleerd.
Klik op [OK]op het scherm instellingen voltooid.
Als een instelling met een asterisk (*) gewijzigd is, schakelt u de voeding voor de machine uit en weer in.