Klik op [Uitvoeren] op het scherm [Beheer kleurconfiguratie].
Het scherm [Color Centro Profiler] verschijnt.
Selecteer uit de boomstructuur en de lijst [Beheer van de bestaande profielsets] de Profielset om te verwijderen.
Voor meer details over het verbinden met een andere controller, zie Schakel de image controller over op Verbinden.
Wanneer u de informatie van de momenteel verbonden image controller opnieuw laadt, selecteer dan menu [Weergave] - [Oprieuw laden]. Het verversen verwijdert de aangepaste Profielset wanneer de Profielset nog niet geregistreerd werd in de image controller. Registreer de instellingen vooraleer u herlaadt, naarmate nodig. Zie voor meer informatie over het registreren ervan Een kleurconfiguratie selecteren.
Klik op [Wijzig tabelinformatie].
[Profielset informatie wijzigen].
Wanneer u meerdere profielsets selecteert, is [Detailinformati] niet beschikbaar.
Een gelijkaardige bediening kan worden uitgevoerd door het menu [Bestand] - [Wijzig tabelinformatie] te selecteren.
U kunt informatie van profielsets die al in dit apparaat geregistreerd zijn niet veranderen.
Verander zo nodig [Profielsetnaam] en [Opm. (optioneel)].
U kunt tot 96 tekens van één byte invoeren in [Profielsetnaam]. U kunt tot 128 tekens van één byte invoeren (64 tekens van twee bits) bij [Opm. (optioneel)].
U kunt niet veranderen naar dezelfde naam van de bestaande Profielset in de image controller.
Klik op [OK].
De informatie van de profielset is gewijzigd.
Wanneer er een Profielset met dezelfde naam is, verschijnt het scherm [Profielset kopiëren]. Geef in dat geval een andere naam van een Profielset en klik op [OK].
Selecteer op het scherm [Color Centro Profiler] uit het menu [Bestand] [Afsl.].
Het scherm [Beheer kleurconfiguratie] keert terug.