Selecteer in het tabblad [Profielcurve] op het scherm [Aanp.] [Invoer] of [Uitvoer].
Wanneer de aanpassing van de invoercurve uitvoert, selecteer [Invoer].
Wanneer de aanpassing van de uitvoercurve uitvoert, selecteer [Uitvoer].
Selecteer de combinatie van kleuren bij [Combinatie].
Naargelang de selectie van [Combinatie] worden de vakjes [Weergave] van elke kleur en de radioknop [Kleurpunt] van elke kleur weergegeven.
Wanneer u [Invoer] selecteert, selecteer [R/G/B] of [RGB].
Wanneer u [Uitvoer] selecteert, selecteer [C/M/Y/K], [CMY/K] of [CMYK].
Wanneer u [R/G/B] of [C/M/Y/K] selecteert, kunt u de profielcurven van elke kleur aanpassen.
Wanneer u [RGB] of [CMYK] selecteert, kunt u de geconsolideerde curven van RGB of CMYK aanpassen.
Wanneer u [CMY/K] selecteert, kunt u de geconsolideerde gradatiecurve van CMY en de gradatiecurve van K aanpassen.
Wanneer u de profielcurve van een kleur wil weergeven, vink dan [Weergave] aan van die kleur.
Wanneer u de profielcurve van een kleur wil verbergen, vink dan [Weergave] van die kleur af.
Wanneer u de profielcurve van een kleur wil aanpassen, selecteer [Puntkleur] van die kleur.
Indien [Weergave] voor een kleur niet aangevinkt is, en u selecteert [Puntkleur] voor dezelfde kleur, dan wordt [Weergave] automatisch aangevinkt.
Om de aanpassing van de profielcurve uit te voeren, kunt u het begin-/eindpunt (op beide uiteinden van de profielcurve) en de aanpassingspunten (toegevoegd door te klikken op de profielcurve) verslepen en neerzetten.
Het geselecteerde aanpassingspunt verschijnt als een klein rood vierkant.
Door te klikken op of kunt u de selectie van het aanpassingspunt overschakelen naar het volgende of het vorige.
U kunt het geselecteerde punt verplaatsen door waarden in te voeren in de spinvakken.
Wanneer u het toegevoegde punt wil wissen, sleep het naar het aangrenzende punt of naar buiten het gebied van de profielcurve.
Om de aangepaste instelling te resetten, klik op [Ong. maken].