Dit is de meest eenvoudige werkstroom.
In deze werkstroom wordt de kleurinstelling uitgevoerd aan de hand van het vooraf als fabrieksstandaard ingestelde profiel in de image controller.
Het standaardprofiel instellen.
Gebruik het profiel geregistreerd in de image controller bij verzending vanuit de fabriek. Als u een nieuw profiel aanmaakt, is een colorimeter noodzakelijk.
Het standaardprofiel wordt ingesteld aan de hand van de functie Standaardinstellingen kleur of de functie Beheer kleurconfiguratie.
Voor meer details over de functie Standaardinstellingen kleur, zie Standaardinstellingen kleur.
Voor meer details over de functie Beheer kleurconfiguratie, zie Beheer kleurconfiguratie.
De kalibratie uitvoeren.
Indien een scanner op deze machine gemonteerd is, kunt u de scanner gebruiken. Indien er geen scanner op deze machine gemonteerd is, gebruik een colorimeter.
Voor meer details over de functie kalibratie, zie Kalibratie.
Voer de fijne aanpassing uit met de functie aanpassing gradatiecurve, functie puntkleur, functie alternatieve kleur, enz.
Voor meer details over de functie aanpassing gradatiecurve, zie Aanpassing gradatiecurve.
Voor meer details over de functie spotkleur, zie Spotkleur.
Voor meer details over de functie alternatieve kleur, zie Alternatief kleurbeheer.
Herhaal de bovenstaande stappen naarmate nodig.
De standaardinstellingen voor kleur die op deze functie zijn ingesteld worden op de opdracht toegepast zonder instellingen door het printerstuurprogramma en op de directe afdrukopdracht.