Er zijn twee types kleurenbeheer op deze machine; het kleurenbeheer van de Hoofdeenheid waarvoor geen image controller vereist is en het kleurenbeheer van de Color Centro dat gebruik maakt van de toepassing van de image controller, Color Centro.
Het kleurenbeheer op de hoofdeenheid is voornamelijk de aanpassing van de uitvoer aan het papier.
Het kleurenbeheer van de Color Centro voert aanpassingen uit op RIP (kleurconversie), densiteit en andere aanpassingen binnen het volledige systeem. U kunt het kleurenbeheer uitvoeren door via het netwerk verbinding te maken met de image controller.
Door Color Centro te gebruiken, kunt u de kleuren op de volgende 7 schermen beheren:
Scherm [Kalibratie manager]
Scherm [Aanp. gradatiecurve]
Scherm [Spotkleur]
Scherm [Alternatief kleurbeheer]
Scherm [Profielbeheer]
Scherm [Standaard kleurinst.]
Scherm [Beheer kleurconfiguratie]
Op het scherm [Kalibratie manager] kunt u de afdrukvoorwaarde van deze machine meten met een colorimeter en kalibratiedata aanmaken. Pas de kleurschakering aan op basis van de aangemaakte data. Zie voor meer details over kalibratie, zie Types kalibratie.
Op het scherm [Gradatiecurve], [Spotkleur] en [Alternatief kleurbeheer] kunt u de kleurschakeringen individueel aanpassen. Voor meer details over de aanpassing van individuele kleurschakeringen, zie Aanpassing voor individuele kleurschakeringen.
Op het scherm [Profielbeheer] kunt u de instellingen voor de kleurconversie in profielen beheren. Raadpleeg voor meer informatie over het profielbeheer Profielbeheer.
Op het scherm [Standaard kleurinst.]] kunt u de standaard waarden in de kleurinstellingen controleren en veranderen. Voor meer details over de standaardinstellingen voor de kleuren, zie Standaardinstellingen kleur.
Op het scherm [Beheer kleurconfiguratie] kunt u de kleurconfiguraties en -profielen beheren. Voor meer details over het beheer van de kleurconfiguratie, zie Beheer kleurconfiguratie.